h

Een dag mee met dak- en thuislozen in Hoorn

13 december 2016

Een dag mee met dak- en thuislozen in Hoorn

Enige tijd geleden kwam mij ter ore dat in Hoorn het straatpastoraat was opgericht. Een initiatief van de Raad van Kerken Hoorn en het Maatschappelijk werk voor de Westfriese kerken.
In november ben ik op bezoek gegaan en heb ik mezelf uit laten nodigen om een dagje mee te lopen.

Dak- en thuislozen... het beeld wat de meesten van ons hebben van deze mensen is dat het verslaafden, psychiatrisch patiënten of losers zijn.

Niets is minder waar. Wanneer je je wat meer verdiept en de ontmoeting opzoekt, blijkt keer op keer dat het mensen zijn zoals u en ik. Mensen die een goed leven hadden, een goede baan, een prima huis.

En dan gaat het mis. Door echtscheiding, faillissement, domme pech, een foute beslissing, een traumatische gebeurtenis of een groot verdriet. En ja soms ook door verslaving, waar 9 van de 10 keer een dieperliggend probleem aan ten grondslag ligt.

Ik had de fiets mee in de trein en ben met het straatpastoraat op pad gegaan.

In een bushokje zat een groepje mensen, waarmee ik in gesprek ga.  Het motregent en is koud.
Ze kunnen nergens naar binnen vertellen ze, want overal worden ze weggejaagd. In het bushokje verregenen ze in ieder geval niet.
De mensen die langs lopen, lopen in een grote boog. ‘Ze zijn bang voor ons’, vertelt een 52jarige vrouw, die jaren verpleegkundige is geweest. ‘Kijk de mensen schichtig langs ons lopen. Alsof we ze iets aan zullen doen. Ja, loop maar met een grote boog om ons heen!’ roept ze de passanten na. 

Verhalen van vroeger toen alles nog gewoon was worden verteld, maar ook over hoe men hen nu behandelt. ‘We zijn een casus, een dossier, of een cliënt.  Maar nooit meer mens’. vertelt één van hen.
Dat doet pijn. Afgeschreven en niet veel meer wat er voor hen wordt gedaan.

Een vrouw die ook op straat heeft geleefd maar nu een woning heeft, verteld dat ze af en toe iemand van de straat 3 dagen bij haar in huis op de bank laat slapen.
Langer durft ze dat niet te doen, bang om haar uitkering kwijt te raken. Maar wat gaat het haar aan het hart. Ze neemt een man mee naar de kledingbank om daar wat warme kleding uit te zoeken voor de koude dagen en nachten op straat.

Wie ik ben en wat kom ik doen, wordt me gevraagd. Ik zeg dat ik een dagje meeloop met het straatpastoraat en in de gemeenteraad zit. ‘We hebben nog nooit iemand van de gemeenteraad gezien, maar komt u nog een keer langs?’ Dat beloof ik en we vertrekken. Ik heb het nu al koud.

We fietsen naar DNO doen. Een van hun taken is het runnen van het gezinshuis. Hier kunnen ouders met kinderen tijdelijk onderdak vinden. In de keuken zitten twee kleine kinderen te eten terwijl ze naar een filmpje op een laptop kijken. Een broodje wordt graag met ons gedeeld.
De huiskamer is opgeknapt door de stichting Het Verloren Kind. Het is goed dat deze plek er is, al is er fors bezuinigd op de personele bezetting. ’s Nachts is er niemand meer, zelfs geen oproepkracht.

De keuken beneden is ook opgeknapt door dezelfde stichting. Boven moet nog, maar daarvoor ontbreken vooralsnog de financiële middelen.

Daarna fietsen we door het park. Omdat het motregent zijn daar niet veel mensen te vinden.

Na de lunch gaan we naar het Leger des Heils. Daar praat ik met verschillende mensen en ben ook daar onder de indruk van de verhalen over hoe men in deze situatie is beland.
Sommige mensen willen helemaal niet praten maar zitten ineengedoken in een hoek. Anderen praten honderduit.

Het is een zwaar leven ook in de maatschappelijke opvang, zoveel wordt me wel duidelijk. Afhankelijk van de populatie is het rustig of minder rustig, veilig of minder veilig.
Er wordt gebruikt en dat maakt de mensen soms ook onberekenbaar. Men is blij met de plek, want alles is beter dan buiten.

Een plekje in de nachtopvang is niet altijd verzekerd. Er is een roulatielijst. ’s Avonds erin, ’s morgens om 9 uur weer de straat op.

Iedereen hoopt door te stromen naar een kamer op de eerste of de tweede verdieping. Dan is voor een maand of 18 even rust. En hoe het daarna verder moet? Dat is voor later.

Om kwart voor drie ga ik weer op de trein. Koud, nat en rozig. Naar de verwarming en het dak boven mijn hoofd.
Maar elke dag komen ze wel een keer langs. 30.000 mensen op straat. En dat is nog maar het topje van de ijsberg. Genoeg te doen.

Margreet Keesman

 

Reactie toevoegen

Reageren?

Wilt u reageren op een bericht?

Graag! Wij horen graag uw mening en willen met iedereen de discussie aangaan.

Een paar spelregels:

  • Alleen reacties die serieus ingaan op de inhoud van het bericht worden geplaatst. Aan "bagger" en "afzeikerij" doen we niet mee.
  • Anonieme reacties worden niet geplaatst
  • Wilt u reageren, maar niet in het openbaar? Gebruik dan onze contactpagina
     

U bent hier