h

FRACTIE - Informatievoorziening en Wonen op Water

26 juni 2008

FRACTIE - Informatievoorziening en Wonen op Water

Aangezien de voorzitter van de gemeenteraad mij afgelopen dinsdag verweet "de halve waarheid" te vertellen, stuurde ik namens de fractie het bericht dat verschijnt als je op "lees meer" klikt.

Beste raads- en commissieleden,

Bijgaand treft u -ook al heeft minimaal één fractie te kennen gegeven hier geen behoefte aan te hebben- een brief met de volledige correspondentie (zie hieronder) tussen het college en de SP over vragen Wonen op Water.
Tevens onderaan deze mail de uiteindelijke beantwoording van deze vragen. Naar mijn weten is deze (schriftelijke) vraag niet verspreid onder de fracties. Bij deze dan, aangezien dit wel gebruik is.
Wat mij betreft hebben we het vanavond niet over de inhoud van dit verhaal, maar doen we dit op een later moment.
Ik zal wel in gaan op zaken die in de eerste termijn van de kadernota zijn gezegd, genoemd in de laatste alinea van de bijlage.

Met vriendelijke groeten,

Christian Bokhove
Fractie SP

---------- Doorgestuurd bericht ----------
Van: Erik Baan
Datum: 13 juni 2008 08:44
Onderwerp: Wonen op Water
Aan: Christian Bokhove

Geachte heer Bokhove,

Uw brief van 29 mei 2008 aan het presidium eindigt met de zinsnede 'Ik ga er van uit dat ik binnenkort alsnog antwoord krijg op de vraag of er tussen 18 maart en 1 april 2008 een gesprek is geweest met Rijkswaterstaat en of Rijkswaterstaat ons hierbij nogmaals een eventuele dwangsom in het vooruitzicht heeft gesteld."

Heden is van het college op voornoemde vraag het navolgende antwoord ontvangen:

Het antwoord is: "neen"

Ter toelichting het volgende een stukje geschiedschrijving:

1. Ultimo 2006 heeft er tussen Enkhuizen en Rijkswaterstaat (Directie IJsselmeergebied, Afdeling Vergunningen, Handhaving en Watermanagement) in Enkhuizen overleg plaatsgevonden waarbij aan de orde is geweest het aansluiten van woonboten en varende woonschepen aan het riool. Tijdens het overleg is aan de orde geweest dat de gemeente volgens wet en regelgeving nalatig zou zijn. Daarbij werd gesteld dat al per 1 januari 2006 voorzieningen hadden moeten worden getroffen en er bij verdergaande nalatigheid overwogen zou worden dat handhaving en het opleggen van sancties aan de orde kan komen. De portefeuillehouder heeft aan dit ambtelijke overleg deels en informatief deelgenomen. In relatie tot dit onderwerp hebben gemeente en Rijkswaterstaat met elkaar correspondentie gevoerd en heeft er in afstemming met Rijkswaterstaat ertoe geleid dat de vergunde varende woonschepen aan het riool worden aangesloten. Hierover heeft de raad besluiten genomen.
2. De portefeuillehouder heeft in de commissievergadering van 18 maart laten weten bij het hiervoor aangegeven (ambtelijke) overleg met Rijkswaterstaat aanwezig te zijn geweest. Naar aanleiding van de discussie in de commissie ontstond de vraag aan de wethouder of er wederom met Rijkswaterstaat en dat voorafgaande aan de toen aanstaande raadsvergadering van april, in overleg kon worden bezien of het onvergund wonen op het water verder zou kunnen worden opgerekt en of Rijkswaterstaat dan al of niet tot het opleggen van sancties zou overgaan. De portefeuillehouder zegde toe dit overleg, dat op zeer korte termijn diende plaats te vinden te willen entameren.
3. Bij nadere en ook ambtelijke afweging of het bedoelde overleg met Rijkswaterstaat voorafgaande aan de raadsvergadering, dus binnen enkele dagen, het gewenste resultaat zou kunnen hebben moest worden geconcludeerd dat dit een onmogelijke opgave zou zijn. Van een daartoe bevoegde functionaris van Rijkswaterstaat zou een gezaghebbende uitspraak moeten komen of het (vermeend en langer) in overtreding zijn van de gemeente (onvergund wonen op het water, geen aansluiting op het riool, afzien van reglementaire sancties etc.) al of niet consequenties zou kunnen hebben.

Er is bij die afweging en naar aanleiding hiervan ingezet op een voor alle partijen en betrokkenen sympathiekere koers die minder risico's in zou houden. Het betreft dan de weg van het verstrekken van pggb's, waarbij in de tijd voldoende ruimte is voor een zorgvuldige voorbereiding van vervolgbesluitvorming betreffende eventuele legalisering en/of handhaving. De koers die het college wilde inzetten heeft zij in de raadsbrief van 1 april 2008 (Raadsbrief 20080401aanvullende info PGGB) nader aan de raad toegelicht. Met deze koers en de daarop volgende besluitvorming is feitelijk de "druk op de ketel" gehaald en is er geen directe aanleiding meer geweest om onder min of meer geforceerde omstandigheden met Rijkswaterstaat overleg te voeren waarbij de gemeente risico's neemt en ook belanghebbenden de rust krijgen om het vervolg op een zorgvuldige manier verder uit te werken. Over die uitwerking zijn in beginsel met Rijkswaterstaat al de nodige agenda-afspraken gemaakt.

Hoogachtend,
F.W. Baan, raadsgriffier

Gemeenteraad Enkhuizen
Website: www.enkhuizen.nl/ris
Griffie
Postadres:
Postbus 11, 1600 AA Enkhuizen
Bezoekadres:
Stadhuis, Breedstraat 53, 1601 KA Enkhuizen
tel.: (0228) - 360191
aanwezig van maandag tot en met vrijdag


Enkhuizen, 25 juni 2008

Geachte raads- en commissieleden,

Hierbij schets ik de context van mijn onvrede over de informatievoorziening over het punt Wonen op Water. Eén fractie gaf aan geen behoefte te hebben aan deze correspondentie. Ik zou deze fractie op willen roepen dit document desondanks goed te lezen.

Op 18 maart j.l. spraken we over het raadsvoorstel Wonen op Water. Naar aanleiding van geleverde kritiek heeft de wethouder in de vergadering toegezegd met Rijkswaterstaat te overleggen:

"Dhr. Franx: De gemeente heeft zich te houden aan de wet en regelgeving. Er moet een havenvisie komen. De schepen moeten op een riool aangesloten worden, zoals is voorgeschreven door Rijkswaterstaat. Zo spoedig mogelijk wordt overlegd met Rijkswaterstaat, als blijkt dat de gemeente gebonden is aan hetgeen Rijkswaterstaat voorschrijft, hoe wordt dit dan opgelost? Voor de raadsvergadering wordt de raad nader geïnformeerd."

Op 1 april volgde de nadere informatie. Op dat moment viel mij met name de onder "Vervolgoverleg met Rijkswaterstaat" gebruikte woordgebruik op: gedurende de gehele passage wordt de vorm "zal ..." gebruikt. Of nou een concrete dwangsom in het na 18 maart gevoerde gesprek is voorgespiegeld, of dat het vervolgoverleg plaats heeft gevonden, of er nog meer overleg zal gaan plaatsvinden, enz. wordt niet duidelijk.

Hierop heb ik tijdens de raadsvergadering van 8 april de vragen gesteld:

"De heer Bokhove wil graag opheldering over de zin: "Rijkswaterstaat zal komen tot de conclusie…" Is er een gesprek geweest en zo ja wanneer? Er is sprake van een dwangsom. Heeft Rijkswaterstaat daarover een brief gestuurd?"

"Graag ontvangt de heer Bokhove nog antwoord op de vraag wanneer het gesprek met Rijkswaterstaat is gevoerd."

De vragen zijn niet beantwoord. In het licht van de toezegging in de commissievergadering een vraag die beoogd heeft helderheid te scheppen over de gesprekken met Rijkswaterstaat (RWS) en de aard van bijvoorbeeld een eventuele dwangsom. Het gaat er immers om in hoeverre de RWS druk op de ketel zette, tijdens het toegezegde gesprek. Informatie die van belang is om een weloverwogen besluit te nemen. De vragen zijn "waardevrij" gesteld, en verdienen het m.i. niet om -op de avond zelf ook al- in de vertrouwenssfeer te worden geduwd. Op 9 april –de nacht van 8 april- heb ik hierover al een bericht gestuurd naar Jan Baas, als reactie op dhr. Franx, die op die avond al zei “De wethouder vraagt zich af hoe groot het vertrouwen van de SP is.” :

“Geachte heer Baas, beste Jan

Een korte mail op een onmogelijk tijdstip, met een zorg en irritatie die ik uitspreek.

Ik erger me uitermate sterk aan de mate waarin het college het woord "vertrouwen" ijdel in de mond neemt. De vertrouwensvraag stellen, is twijfelen aan onze intenties. Twijfelen aan onze intenties is ons niet vertrouwen. In de afgelopen raadsvergadering gebeurde dit wederom bij onze inbreng tav. Wonen op Water. Bij andere gelegenheden gebeurde dit ook al. Ik ben daar niet gelukkig mee, en zal dit ook blijven verklaren. Langs deze weg stel ik hierbij de voorzitter van de raad én de collegevoorzitter hiervan op de hoogte.

Met vriendelijke groet,

Christian Bokhove
Fractie SP

Daar dit hele gebeuren mij sterk irriteerde heb ik op 9 april nog enkele openstaande vragen -er waren er meer dan deze- naar Erik gestuurd.

Gisteren heeft Franx een hele batterij aan vragen niet beantwoord.
Graag antwoord op de vragen:
- Heeft de HAG advies gegeven over de raadsbrief van november 2007 en het aangenomen raadsvoorstel ?
- Wanneer heeft het laatste gesprek met Rijks Water Staat nou precies, en met wie, plaatsgevonden?
- Waarom is het niet mogelijk om de situatie precies zoals nu te houden, maar een tijdelijke voorziening voor het lozen te regelen?
- Met welke termijn, 2.5, 3.5 of 4 jaar is de PGGB termijn nou aangenomen?

Op 24 april heb ik de vragen –we hebben het immers over vragen die op 8 april al beantwoord hadden moeten worden- ook doorgestuurd naar Herman Groenheide. Deze antwoordde op 28 april. Het is echter natuurlijk het college dat moet antwoorden. De in de brief van het presidium geciteerde vragen zijn een reactie op de beantwoording van dhr. Groenheide, die stelde (de volledige tekst is te vinden in bijlage 1a):

“Er dient dan ook te worden voorkomen, nu de raad een weloverwogen besluit heeft genomen, dat ambtenaren in naam door politici, die liever een ander besluit hadden gewenst, alsnog in hun doen en laten worden geïntervenieerd.”

De ondertussen korzelig geformuleerde vraag die u citeert is het rechtstreekse gevolg van irritatie over het dralen bij de beantwoording, alsmede de zinsnede “die liever een ander besluit hadden gewenst”. Uit deze reactie bleek overigens dat het “met wie” de felste reactie opleverde. Blijkbaar werd dit genoeg gevonden om dan maar helemaal geen antwoorden meer te geven. Het “met wie” vroeg ik erbij omdat als het college geen antwoord wil geven op de vraag of er een gesprek met RWS is geweest en wat er uit gekomen is, ik –zoals ik ook gedaan heb- contact kon opnemen met RWS zelf (bijlage 1b). Zij zeiden te moeten weten met wie het gesprek dan zou hebben plaatsgevonden. De toon van dhr. Groenheide suggereert alsof wij de vragen stellen omdat we onze zin niet hebben gekregen. Naast de door u genoemde vraag (zie voor de volledige tekst bijlage 2) schreef ik:

“Wel moet ik zeggen dat dit informatieverzoek aan het college gericht moet zijn, en niet aan het ambtelijk apparaat. Om die reden heb ik de vraag ook eerder al naar de griffier gestuurd. Wat me nu alleen mateloos irriteert is dat een simpele vraag niet beantwoord wordt. Ik vind dit onbegrijpelijk en in strijd met art. 169 lid 3 van de gemeentewet.”

Vervolgens heb ik de vragen geagendeerd voor de rondvraag van de GG vergadering van 20 mei; het was nu 6 weken na de bewuste raadsvergadering. In die vergadering werd weldra een reactie beloofd. De reactie is de brief in bijlage 3.
In bijlage 4 staat de reactie die ik hierop weer schreef naar het presidium.
In bijlage 5 dan uiteindelijk het op 13 juni j.l. ontvangen antwoord.

Deze gang van zaken kan m.i. niet gebagatelliseerd worden.

Waar het op neer komt is dat:
• informatie die noodzakelijk is voor onze controlerende functie niet actief is gegeven, ondanks directe vragen vóór de besluitvorming hierover;
• gedraald wordt met het alsnog beantwoorden van die vragen omdat de toon het presidium niet aanstaat;
• achteraf blijkt dat een toezegging van de wethouder niet gestand is gedaan en hier niets over gezegd is;

In mijn eerste termijn van de bespreking van de kadernota heeft u al kunnen merken dat ik deze gang van zaken niet acceptabel vind. Ik verbaas me erg over het feit dat zo mat gereageerd wordt op dit gebeuren. Nieuw Enkhuizen vindt dat dit de sfeer niet verbetert. Dat klopt, het niet beantwoorden van vragen en het meermalen noemen van de vertrouwensvraag verbetert de verhoudingen niet. Of denkt Nieuw Enkhuizen daar anders over? VVD/D66 hoefde helemaal geen informatie te hebben, dat moest het presidium maar regelen. Interesseert het de VVD/D66 niet dat we onvolledig geïnformeerd worden? (geen van de fracties heeft immers het antwoord op de vraag mogen ontvangen, zo ver ik weet, alleen wij, vandaar dat ik de vraag plus beantwoording ook los bijsluit). Tenslotte gaat dhr. Baas het verst. Hij heeft het over “halve waarheden” en “dat niet in algemene zin gezegd kan worden dat…”. Informatievoorziening is volledig of niet. Het is geen kwestie van “zo volledig mogelijke informatie”. Dit punt zal het college zich dus moeten aantrekken. Het enige wat ik hoor is een aanval op de vragensteller, omdat “de toon niet klopt”. Wederom wordt niet op de inhoud ingegaan, maar op het proces. Waar niets mis mee is, overigens. Middels deze veel te lange brief heb ik u alle informatie over de correspondentie gegeven.

Hoogachtend,

Christian Bokhove
Fractievoorzitter SP

Bijlage 1a

Je stelt de vraag wanneer het laatste gesprek met Rijks Water Staat nou precies heeft plaatsgevonden en met wie. Het is echter niet opportuun om deze vraag te beantwoorden. Hiervoor wil ik als reden opgeven dat het normaliter aan het gemeentelijke apparaat is om op ambtelijk niveau een juiste afstemming tot stand te brengen om tot een goede inhoudelijke afweging te komen over de toepassing van wet en regelgeving en de te verwachten handhaving op de uitvoering. Zo is dat bij het voorkomen van illegale lozing van afvalwater op het oppervlaktewater in geval van het al jarenlang vermeend zonder vergunning wonen op het water in Enkhuizen ook gekomen. In goed overleg zijn (overgang-) procedures afgestemd om niet tot een “heksenjacht” over gegaan en is voor betrokkenen maar ook voor de gemeente en andere overheden een reële en aanvaardbare regeling bereikt, waarbij in ieder geval het milieu is gediend. Er dient dan ook te worden voorkomen, nu de raad een weloverwogen besluit heeft genomen, dat ambtenaren in naam door politici, die liever een ander besluit hadden gewenst, alsnog in hun doen en laten worden geïntervenieerd. Hiermee zou naar de toekomt op ambtelijk niveau een onwerkbare situatie ontstaan.

In de hoop dat je deze opvatting kunt begrijpen.

Bijlage 1b

Onze reactie (Fatima Ahdid)04/14/2008 06:38 NM
Naar aanleiding van uw vraag omtrent het overleg tussen Rijkswaterstaat en de gemeente, kunnen wij u het volgende meedelen.

U kunt contact opnemen met de Afdeling WSO Handhaving van Rijkswaterstaat, bereikbaar via telefoonnummer: 023-5301886.
Klant (Ingevoerd door Erik Pulles)04/10/2008 06:13 NM
LS,
In Enkhuizen is naar verluid tussen 18 maart 2008 en 8 april 2008 overleg geweest tussen de gemeente en rijkswaterstaat omtrent lozingen en Persoons Gebonden gedoog Beschikkingen voor boten. Graag zou ik vernemen wanneer dit overleg precies heeft plaatsgevonden, en of RWS de gemeente Enkhuizen hierbij een eventuele dwangsom heeft voorgespiegeld.
Met vriendelijke groet,
Christian Bokhove
gemeenteraadslid Enkhuizen
3. E-mailadres: cbokhove@gmail.com
1. Naam: C. Bokhove
4. Geslacht: Dhr.,
7. Tijdstip:
11. Van / Naar:
Nav ons telefonisch contact van zojuist, mijn gegevens. Ik hoop dat uw vraag door de behandeld ambtenaar beantwoord kan worden. Mocht u een naam van de contactpersoon bij RWS doorkrijgen, dan kan ik voor u informeren naar een eventueel verslag.
Bijlage 2

Nee, deze opvatting begrijp ik in het geheel niet.
Op 18 maart 2008 werd gezegd dat er overleg zou komen met RWS.
Op 1 april verscheen een raadsbrief met de zin "Het vervolgoverleg met Rijkswaterstaat zal dan ook in de lijn liggen van het al ingezette traject..."
Uit deze zin wordt niet duidelijk of het overleg tussen 18 maart en 1 april heeft plaatsgevonden, en wat daarbij gezegd is.
Hierop heb ik op 8 april in de raadsvergadering twee maal de vraag gesteld of er een gesprek is geweest en wanneer, en of RWS hierbij een dwangsom in het vooruitzicht heeft gesteld. Ik heb geen antwoord gekregen.
Vlak na de raadsvergadering heb ik de talloze niet beantwoorde vragen naar de griffier gestuurd.
Tenslotte ook naar jou.
Ik vind het erg teleurstellend dat in het antwoord.eigenlijk iets doorklinkt van "niet tegen het verlies kunnen". Daar gaat het immers niet om. Om gaat om de simpele constatering dat vragen die ik heb gesteld niet beantwoord worden. Dat een meerderheid van de raad met een voorstel instemt betekent natuurlijk niet dat de informatieplicht niet meer van toepassing is. Sterker nog, mijn verzoek om informatie stamt van vóór het besluit.
Wel moet ik zeggen dat dit informatieverzoek aan het college gericht moet zijn, en niet aan het ambtelijk apparaat. Om die reden heb ik de vraag ook eerder al naar de griffier gestuurd. Wat me nu alleen mateloos irriteert is dat een simpele vraag niet beantwoord wordt. Ik vind dit onbegrijpelijk en in strijd met art. 169 lid 3 van de gemeentewet.

Graag ontvang ik -dan via de weg van het college- alsnog antwoord op mijn vragen, en in het bijzonder terstond de datum van het overleg met RWS, de persoon waarmee gesproken is, en/of een gespreksverslag.

Bijlage 3

Bijlage 4

Geacht presidium,
Ik ben zeer teleurgesteld in uw brief van 22 mei j.l. U geeft aan dat u het eens bent met de niet-beantwoording van mijn vragen. De belangrijkste reden lijkt te liggen in het feit dat u vindt dat de vragen “wantrouwen” uitstralen, en u bent van mening dat de vragen niet relevant zijn om tot “een volwaardig politiek oordeel” te komen. Ik ben het niet met u eens:
In de commissievergadering van 18 maart gaf dhr. Franx aan met Rijkswaterstaat te gaan overleggen.
In de raadsbrief van 1 april wordt geen verslag gedaan van de resultaten van dit overleg. Er wordt slechts in algemene termen gesproken over de relatie met Rijkswaterstaat, en niet ingegaan op het meest recente gesprek.
Om die reden stelde ik in de raadsvergadering van 8 april vragen:
“"De heer Bokhove wil graag opheldering over de zin: "Rijkswaterstaat zal komen tot de conclusie…" Is er een gesprek geweest en zo ja wanneer? Er is sprake van een dwangsom. Heeft Rijkswaterstaat daarover een brief gestuurd?"
"Graag ontvangt de heer Bokhove nog antwoord op de vraag wanneer het gesprek met Rijkswaterstaat is gevoerd."
In het licht van vorenstaande n logische vragen. Ik heb geen antwoord gekregen, laat staan een reactie die duidelijk maakte dat de vragen niet relevant waren, zoals u nu betoogt. Sterker nog, het presidium twijfelt blijkbaar openlijk aan de intenties van vragensteller. Zoals in de mail van 9 april j.l. aan dhr. Baas al verwoord, ben ik zeer ontstemd over het feit dat regelmatig de vertrouwensvraag wordt gesteld. Het is in onze ogen een moedwillige poging om onze inbreng niet serieus te nemen. Ik vind dit beneden alle peil en ga er van uit dat een dergelijke gang van zaken –het is zeker al de derde keer- niet meer gaat voorkomen.
Gezien de toezegging van de wethouder is het relevant om antwoord te krijgen op de gestelde vragen. Ik blijf er bij dat u met de weigering deze te beantwoorden artikel 169 lid 3 van de Gemeentewet met voeten treedt. In geen enkel opzicht is hier sprake van een individuele onderzoekscommissie. Deze bepaling wordt er m.i. met de haren bij gesleept.
Ik ga er van uit dat ik binnenkort alsnog antwoord krijg op de vraag of er tussen 18 maart en 1 april 2008 een gesprek is geweest met Rijkswaterstaat en of Rijkswaterstaat ons hierbij nogmaals een eventuele dwangsom in het vooruitzicht heeft gesteld.
Hoogachtend,
Christian Bokhove
Fractievoorzitter SP

Bijlage 5

Uw brief van 29 mei 2008 aan het presidium eindigt met de zinsnede ‘Ik ga er van uit dat ik binnenkort alsnog antwoord krijg op de vraag of er tussen 18 maart en 1 april 2008 een gesprek is geweest met Rijkswaterstaat en of Rijkswaterstaat ons hierbij nogmaals een eventuele dwangsom in het vooruitzicht heeft gesteld.”

Heden is van het college op voornoemde vraag het navolgende antwoord ontvangen:

Het antwoord is: “neen”

Ter toelichting het volgende een stukje geschiedschrijving:

1. Ultimo 2006 heeft er tussen Enkhuizen en Rijkswaterstaat (Directie IJsselmeergebied, Afdeling Vergunningen, Handhaving en Watermanagement) in Enkhuizen overleg plaatsgevonden waarbij aan de orde is geweest het aansluiten van woonboten en varende woonschepen aan het riool. Tijdens het overleg is aan de orde geweest dat de gemeente volgens wet en regelgeving nalatig zou zijn. Daarbij werd gesteld dat al per 1 januari 2006 voorzieningen hadden moeten worden getroffen en er bij verdergaande nalatigheid overwogen zou worden dat handhaving en het opleggen van sancties aan de orde kan komen. De portefeuillehouder heeft aan dit ambtelijke overleg deels en informatief deelgenomen. In relatie tot dit onderwerp hebben gemeente en Rijkswaterstaat met elkaar correspondentie gevoerd en heeft er in afstemming met Rijkswaterstaat ertoe geleid dat de vergunde varende woonschepen aan het riool worden aangesloten. Hierover heeft de raad besluiten genomen.
2. De portefeuillehouder heeft in de commissievergadering van 18 maart laten weten bij het hiervoor aangegeven (ambtelijke) overleg met Rijkswaterstaat aanwezig te zijn geweest. Naar aanleiding van de discussie in de commissie ontstond de vraag aan de wethouder of er wederom met Rijkswaterstaat en dat voorafgaande aan de toen aanstaande raadsvergadering van april, in overleg kon worden bezien of het onvergund wonen op het water verder zou kunnen worden opgerekt en of Rijkswaterstaat dan al of niet tot het opleggen van sancties zou overgaan. De portefeuillehouder zegde toe dit overleg, dat op zeer korte termijn diende plaats te vinden te willen entameren.
3. Bij nadere en ook ambtelijke afweging of het bedoelde overleg met Rijkswaterstaat voorafgaande aan de raadsvergadering, dus binnen enkele dagen, het gewenste resultaat zou kunnen hebben moest worden geconcludeerd dat dit een onmogelijke opgave zou zijn. Van een daartoe bevoegde functionaris van Rijkswaterstaat zou een gezaghebbende uitspraak moeten komen of het (vermeend en langer) in overtreding zijn van de gemeente (onvergund wonen op het water, geen aansluiting op het riool, afzien van reglementaire sancties etc.) al of niet consequenties zou kunnen hebben.

Er is bij die afweging en naar aanleiding hiervan ingezet op een voor alle partijen en betrokkenen sympathiekere koers die minder risico’s in zou houden. Het betreft dan de weg van het verstrekken van pggb’s, waarbij in de tijd voldoende ruimte is voor een zorgvuldige voorbereiding van vervolgbesluitvorming betreffende eventuele legalisering en/of handhaving. De koers die het college wilde inzetten heeft zij in de raadsbrief van 1 april 2008 (Raadsbrief 20080401aanvullende info PGGB) nader aan de raad toegelicht. Met deze koers en de daarop volgende besluitvorming is feitelijk de “druk op de ketel” gehaald en is er geen directe aanleiding meer geweest om onder min of meer geforceerde omstandigheden met Rijkswaterstaat overleg te voeren waarbij de gemeente risico’s neemt en ook belanghebbenden de rust krijgen om het vervolg op een zorgvuldige manier verder uit te werken. Over die uitwerking zijn in beginsel met Rijkswaterstaat al de nodige agenda-afspraken gemaakt.

Reageren?

Wilt u reageren op een bericht?

Graag! Wij horen graag uw mening en willen met iedereen de discussie aangaan.

Een paar spelregels:

  • Alleen reacties die serieus ingaan op de inhoud van het bericht worden geplaatst. Aan "bagger" en "afzeikerij" doen we niet mee.
  • Anonieme reacties worden niet geplaatst
  • Wilt u reageren, maar niet in het openbaar? Gebruik dan onze contactpagina
     

U bent hier