OZB – afblijven …. ?
OZB – afblijven …. ?
Ik verbaas me vaak over de ophef die ontstaat als in een gemeente de OZB wordt verhoogd. Hele volksstammen staan op hun achterste benen als men ervoor kiest deze gemeentelijke belasting een paar procent op te krikken. Terecht?
Natuurlijk snap ik dat inwoners het niet leuk vinden als er meer betaald moet worden aan de gemeente. Even vergetend wat een gemeente allemaal kan (en moet!) doen met de extra inkomsten is het uiteraard vervelend als je uitgaven op welke manier dan ook stijgen. Maar alle prijzen stijgen - in supermarkten, op de markt, contributies voor de sportclub, energielasten. Waarom ligt een stijging van de OZB dan zo gevoelig?
Ik besloot om me eens te verdiepen in het fenomeen “OZB”. Op de site van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) vond ik de volgende (best heldere) uitleg:
Gemeenten heffen al sinds lange tijd belastingen op onroerende zaken Dit wordt gedaan om een deel van de taken van gemeenten te bekostigen. De onroerende zaakbelasting (OZB) kan worden geheven op basis van artikel 220 van de Gemeentewet.
De onroerende-zaakbelastingen vormen de grootste ‘eigen’ inkomstenbron van gemeenten en bedragen gemiddeld ca. 8 % van de totale gemeentelijke inkomsten. De OZB brengt jaarlijks meer dan 3 miljard euro op. Iedere gemeente in Nederland heft OZB.
De opbrengst van de OZB draagt bij aan het voorzieningenniveau van de gemeente.
Drie groepen krijgen een aanslag OZB:
eigenaren van woningen
gebruikers van niet-woningen
eigenaren van niet-woningen.
De aanslag OZB wordt berekend naar het door de gemeenteraad vastgestelde promillage van de WOZ-waarde. De gemeente bepaalt jaarlijks een nieuwe WOZ-waarde van de woning of niet-woning. De waarde van een woning wordt met modelmatige berekeningen bepaald. De waardebepaling voor de Wet WOZ is een wettelijke taak van de gemeente.
Met de opbrengst van de OZB kan de gemeente dus haar voorzieningen op niveau houden. Daar heeft volgens mij iedereen profijt van, ook de OZB-betalers zelf. Ook zij lopen graag over een veilige stoep, en laten hun kinderen graag sporten bij de sportclub. Veel sportclubs ontvangen een behoorlijke subsidie van de gemeente, uit een subsidiepot die dus eigenlijk ook een beetje door de OZB-betalers wordt gevuld. Ook de OZB-betaler maakt wellicht aanspraak op huishoudelijke hulp, die via de WMO grotendeels door de gemeente wordt betaald.
Ook huurders – zij zijn geen ‘eigenaar van een woning’ – betalen indirect mee aan de OZB: de verhuurder moet wel OZB betalen, en rekent dit door naar de huurders. Ook huurders profiteren uiteraard van de voorzieningen van de gemeente.
En hoe zit het dan met die OZB-verhoging? Zeg: een woningeigenaar betaalt per jaar nu zo’n € 400,-.
Een verhoging van 10% betekent dat hij over het volgende jaar € 440,- aan OZB betaalt. Een verhoging van € 40,- per jaar.
Huurders hebben het nog veel slechter: per jaar wordt de huur (al vele jaren) met zo’n 4 ½ % verhoogd. Alleen, de huurder betalen deze verhoging PER MAAND. Voor een huurwoning van € 620,- per maand betaalt men dan € 648,- per maand. Een verhoging van € 336,- PER JAAR. Ik bedoel maar.
Dan komen er soms ook nog klachten als de WOZ-waarde van de eigen woning wordt verhoogd. Daardoor ga je ook meer OZB betalen, al zijn dit kleine verhogingen. Men vergeet blijkbaar dat met de verhoging van de WOZ-waarde ook in één klap je potentiële bezit is vergroot. Weliswaar ervaar je dat pas bij de verkoop van je woning, maar toch …
Wim Hoogervorst
afdelingsvoorzitter SP-West-Friesland
statenlid Noord-Holland
- Zie ook:
- Wim Hoogervorst
Reactie toevoegen