Breedband #953: uitspraak Raad van State
Breedband #953: uitspraak Raad van State
De uitspraak van de Raad van State inzake Breedband. Al jarenlang weet de gemeente dat ze wonen en welzijn -zonder enige last van wettelijke bepalingen- wil samenbrengen. Desondanks hebben de werknemers van Breedband nog steeds geen informatie over hun nieuwe baan, over 55 dagen zitten ze zonder. Ik sprak gisteren Petra, de juf van mijn zoon Fionn. Los van alle juridische kanten en koppigheden aan beide kanten, dit is gewoon prutswerk eerste klas. Of zoals ik gisteren bij de beschouwingen zei: "De gemeente is hier de regie totaal kwijt". En let op: dit gaat met meer zaken gebeuren waar we gewoonweg de controle uit handen geven aan het bedrijfsleven en gemeenschappelijke regelingen.
De meest interessante paragraaf uit de paragraaf is deze:
Appellante heeft in dat verband op zichzelf terecht gesteld dat het op grond van artikel 70, eerste lid, van de Woningwet aan toegelaten instellingen niet is toegestaan uitkeringen te doen anders dan in het belang van de volkshuisvesting en dat ingevolge de artikelen 11, eerste lid, en 11a van het Besluit beheer sociale-huursector een toegelaten instelling zich slechts kan verbinden met een andere rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 2a van dat besluit, indien dit noodzakelijk is voor de werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting. Daargelaten of, gelet op deze bepalingen, de door het college in de beslissing op bezwaar voorgestane wijze van integratie van het welzijnswerk en de woonactiviteiten doorgang kan vinden, heeft het college echter genoegzaam aannemelijk gemaakt dat de door hem voorgestane integratie van woonactiviteiten en welzijnswerk op enigerlei wijze kan worden gerealiseerd, bij voorbeeld door middel van samenwerking met de stichting "Stichting Welzijn Enkhuizen" binnen de kaders van voormelde regelingen.
Kortom, een uitspraak dat het maar de vraag is of de constructie zo wel mag (VROM zegt van niet), maar gezien het feit dat er uitzicht is op samenwerking bij de Stichting Weklzijnswerk Enkhuizen, mag het vooralsnog. Wat wel frappant is, is dat -als VROM de wettelijke regels echt afdwingt en SWE echt geen lijntje meer houdt met Woondiensten- we terug zijn bij de situatie van enkele jaren geleden, maar dan met veel leed en andere poppetjes. Was dat het nou waard? (Antwoord: NEE!!)
Want wat is er nou gebeurd:
1. Welzijn moet bij Woondiensten (dat is nl. "echte" integratie)
2. Het mag niet dus overwogen wordt een dochteronderneming te maken.
3. Dat mag niet dus het wordt een losse stichting met hetzelfde bestuur als de woningcorporatie.
4. Dat mag niet dus wordt het een onafhankelijke stichting.
en we zijn weer terug bij af.
==
Uitspraak
Zaaknummer: 200704840/1
Publicatie datum: woensdag 7 november 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen
Proceduresoort: Hoger beroep
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Geldzaken
--------------------------------------------------------------------------------
200704840/1.
Datum uitspraak: 7 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Breedband, gevestigd te Enkhuizen,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. 06/2025 BELEI van de rechtbank Alkmaar van 6 juni 2007 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen (hierna: het college) de subsidie aan appellante met ingang van 1 maart 2006 beindigd en voortzetting van de subsidie voor het nieuwe tijdvak na 1 maart 2006 geweigerd.
Bij besluit van 2 juni 2006 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en beslist de gefaseerd af te bouwen subsidie aan appellante voort te zetten tot 1 januari 2008 voor de in overleg te verrichten activiteiten, en met uitzondering van het opbouwwerk.
Bij uitspraak van 6 juni 2007, verzonden op 13 juni 2007, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 augustus 2007 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 28 augustus 2007 heeft het college een stuk ingediend. Dit is aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 september 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door [directeur] en mr. drs. S. Kkbugur, advocaat te Almere, en het college, vertegenwoordigd door mr. ing. F.A.J. Groenendijk, juridisch adviseur, en, E.I.M. ambtenaar in dienst van de gemeente Enkhuizen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4:51, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt, indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.
2.2. Het college heeft de subsidie aan appellante beindigd, omdat het beoogt op termijn het welzijnswerk, dat door appelante werd uitgevoerd, en woonactiviteiten van woningcorporatie stichting "Stichting Woondiensten Enkhuizen" (hierna: de woningcorporatie) te integreren. Ten tijde van het primaire besluit beoogde het college de subsidie die tot aan de beindiging ervan aan appellante toekwam, te gunnen aan de woningcorporatie. Bij de beslissing op bezwaar heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de beoogde integratie zal plaatsvinden via een "vrije dochter" van de woningcorporatie.
2.3. Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college voldoende heeft gemotiveerd om welke reden de subsidie wordt beindigd. De rechtbank gaat er volgens appellante ten onrechte aan voorbij dat de reden van weigering, de integratie van woonactiviteiten en welzijnswerk, wettelijk niet mogelijk is. Appellante betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bij de beoordeling van het weigeren van de subsidie geen betekenis toekomt aan de vraag of het verleggen van de subsidiestroom op rechtmatige wijze kan geschieden.
2.3.1. De Afdeling overweegt naar aanleiding van deze betogen het volgende.
Het college mag de subsidie, die voor drie of meer achtereenvolgende jaren is verstrekt voor dezelfde voortdurende activiteiten, geheel of gedeeltelijk weigeren op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, komt het college daarbij een ruime vrijheid toe. De rechtbank heeft evenwel ten onrechte geoordeeld dat bij de beoordeling van de weigering van de subsidie geen betekenis kan toekomen aan de vraag of het gewijzigde inzicht op rechtmatige wijze kan worden verwezenlijkt. Wanneer zou komen vast te staan dat de integratie van woonactiviteiten en welzijnswerk op generlei wijze zou kunnen worden gerealiseerd, ontvalt immers de grond aan de beindiging van de aan appellante gegunde subsidie.
Appellante heeft in dat verband op zichzelf terecht gesteld dat het op grond van artikel 70, eerste lid, van de Woningwet aan toegelaten instellingen niet is toegestaan uitkeringen te doen anders dan in het belang van de volkshuisvesting en dat ingevolge de artikelen 11, eerste lid, en 11a van het Besluit beheer sociale-huursector een toegelaten instelling zich slechts kan verbinden met een andere rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 2a van dat besluit, indien dit noodzakelijk is voor de werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting. Daargelaten of, gelet op deze bepalingen, de door het college in de beslissing op bezwaar voorgestane wijze van integratie van het welzijnswerk en de woonactiviteiten doorgang kan vinden, heeft het college echter genoegzaam aannemelijk gemaakt dat de door hem voorgestane integratie van woonactiviteiten en welzijnswerk op enigerlei wijze kan worden gerealiseerd, bij voorbeeld door middel van samenwerking met de stichting "Stichting Welzijn Enkhuizen" binnen de kaders van voormelde regelingen.
Gelet hierop is de rechtbank terecht tot de slotsom gekomen dat het college in redelijkheid heeft kunnen komen tot beindiging van de subsidierelatie wegens gewijzigde inzichten.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop zij rust, te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Poot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2007
- Zie ook:
- SP WFO